Adelanto in Sport Voetbal Magazine!

9 januari 2018

Een algemene kijk op potentiële initiatieven die de doorstroming van talent kunnen bevorderen en waarborgen. Adelanto hoopt hiermee een constructieve bijdrage te leveren aan het debat. Lees het artikel via onderstaande link.


'Wat we nog meer kunnen doen voor onze talentrijke jonge voetballers'


De Belgische voetbalwereld beraadt zich over verdere initiatieven om de ontwikkeling en doorstroming van talent te bevorderen. Een bijdrage aan het debat van Joost Mignolet van voetbalacademie Adelanto.


Vaak krijgen jonge talenten te horen dat ze 'nog niet klaar' zijn voor een plaats in het eerste elftal. Een uitleenbeurt aan een ploeg in een lagere reeks lijkt dan de ideale tijdelijke oplossing. De speler zelf kan meer speelminuten krijgen, de club die hem leent beschikt over een nieuw talent en als dat talent zich daar verder kan ontwikkelen, zal de moederclub er later de vruchten van plukken. Een win-winsituatie voor iedereen.

Wat we nog meer kunnen doen voor onze talentrijke jonge voetballers

Maar vandaag de dag heerst er een groot probleem binnen de lagere competities in België. Zo zien we bijvoorbeeld dat in 1B steeds meer clubs worden overgenomen door buitenlandse investeerders. In plaats van jonge Belgen op te leiden, gaan die plaats maken voor spelers die afkomstig zijn uit het land van de buitenlandse bazen of van een buitenlandse moederclub. Belgische clubs zouden beter beschermd moeten worden tegen buitenlandse overnames. Maar momenteel ontbreken daar de oplossingen voor. Bespreekbare voorstellen zouden kunnen zijn:

-het verplichte aantal Belgen op het wedstrijdblad verhogen;

-een x-aantal hier opgeleide Belgische spelers verplichten.

Op die manier zou je de vroege uitstroom van Belgische talenten naar buitenlandse clubs kunnen voorkomen, de buitenlandse overnames kunnen beperken, clubs verplichten in te zetten op Belgische en zelf opgeleide spelers en hen stimuleren om meer te investeren in het eigen opleidingscentrum.

Zeer veel trainers op de Belgische velden zijn verplicht het trainerschap te combineren met voltijds werken.

Zeer veel trainers op de Belgische velden zijn verplicht het trainerschap te combineren met voltijds werken. Naast de TVJO's, de Technisch Verantwoordelijken Jeugdopleiding, en enkele uitzonderingen in de topclubs, kun je het aantal voltijdse trainers in ons land op twee handen tellen. Zo verlies je ook talentvolle trainers en opleiders, die logischerwijs hun hoofdjob verkiezen boven het trainerschap.

Onlangs kwam in het nieuws dat de regering vanaf 2018 de grens van bijverdiensten voor opleiders optrekt naar 500 euro. Dat is al een stap in de juiste richting, maar je moet die wel combineren met minstens een 4/5-functie. Wie als trainer ervaring heeft in het elitevoetbal weet dat dit een zeer tijdrovende bezigheid is en in de meeste gevallen niet te combineren is. Op woensdagnamiddag, zaterdag, zondag en elke avond van de week op het trainingsveld staan, is geen uitzondering maar een realistisch feit. Dit is allesbehalve ideaal voor opleiders die ook nog eens voltijds werken met een gezinsleven moeten zien te combineren. Almaar meer trainers behalen hun trainersdiploma's, wat we enkel kunnen toejuichen. Maar wat dan ...? TV-gelden vrijmaken, subsidies creëren, buitenlandse investeerders verplichten een bepaald procent te besteden aan de jeugdopleiding, ... zodat clubs meer kunnen investeren in hun opleiders en een betere opleiding kunnen waarborgen. Zo voorkom je dat beloftevolle jonge trainers stoppen of buitenlandse oorden opzoeken waar ze wel voltijds aan de slag kunnen.

Ikzelf richtte samen met Gunter Vandenbroeck een eigen succesvolle voetbalacademie op, Adelanto, waarvan één van de voordelen was dat ik de tijdsbesteding zelf kon bepalen. Andere kennissen en collega's moesten hun trainersvak of trainerscarrière intussen helaas opgeven om hun hoofdinkomsten te verzekeren of zijn nu in het buitenland aan de slag. Toch jammer. Met dat dilemma worstelen veel goede of beloftevolle trainers dagelijks. Dat geldt ook voor mij. We willen graag, maar financieel kunnen we het niet.

De combinatie van hogere studies of hoger aangeschreven studies met topsport is moeilijk tot zeer moeilijk te realiseren.

De combinatie van hogere studies of hoger aangeschreven studies met topsport is moeilijk tot zeer moeilijk te realiseren. Hierdoor vallen er sowieso al spelers af, omdat ze tijdens de opleiding de nodige focus niet kunnen leggen. Er wordt vaker van school veranderd om de combinatie toch mogelijk maken. Jongeren komen op internaat terecht, spenderen uren in de auto, de bus of de trein om de verplaatsingen te maken. De impact daarvan op kwetsbare jongvolwassenen mogen we niet onderschatten. Niet voor iedereen is elke oplossing de beste oplossing. Het probleem dat we moeten oplossen, is dat bepaalde keuzes nu verplicht worden en dat niet elke keuze door elk individu te dragen is, omdat de impact ervan verschilt van persoon tot persoon. Zowel op mentaal als fysiek vlak kan dit voor ontwikkelingsremming zorgen. Daarom adviseren wij om te focussen op het welzijn van de jongeren, zodat ieder zich zowel op school als op het veld kan blijven ontwikkelen in de voor hem beste omstandigheid.

Topsportstatuten invoeren die niet gebonden zijn aan topsportscholen zou al een eerste stap kunnen zijn.

Het schoolsysteem wijzigen voor de jonge topsporters is daarvan wellicht een zeer interessante invalshoek. Topsportstatuten invoeren die niet gebonden zijn aan topsportscholen bijvoorbeeld, waardoor er niet meer van school zou moeten worden veranderd, zou al een eerste stap kunnen zijn. Zo zouden jonge spelers de mogelijkheid krijgen om binnen hun eigen school de combinatie met topsport mogelijk te maken.

Sommige kinderen kunnen al niet slapen zonder hun favoriete knuffel. Beeld je maar eens in wat het zou kunnen betekenen om niet meer dagelijks een kus of een knuffel van hun ouders te krijgen. Voor sommigen werkt het juist wel, voor anderen juist niet. Maar het mag niet de reden zijn waarom je wel of niet profvoetballer wordt.

Het zou beter zijn om in plaats van op te leiden volgens leeftijden over te schakelen naar opleiden in functie van talent en maturiteitsgraden.

Een reeds veelbesproken hoofdstuk zijn de maturiteitsverschillen tijdens het opleiden van jeugdspelers. Een tijdje geleden verscheen hierover in Sport/Voetbalmagazine ook al een artikel namens Adelanto. Het zou beter zijn om in plaats van op te leiden volgens leeftijden over te schakelen naar opleiden in functie van talent en maturiteitsgraden. Jammer vind ik daarom dat volgend seizoen de U17-reeks verdwijnt. Daardoor zal er in de opleiding van twee ploegen één gevormd worden, met als gevolg dat er op eliteniveau een volledig elftal zal wegvallen en dus vermoedelijk daarmee ook enkele nog niet volledig ontwikkelde talenten. En wat met die laatmature spelers die net op die leeftijden niet meer kunnen opboksen tegen leeftijdsgenoten?

Destijds ontstond er een enorme ophef over Giel Foubert, een Belgische jongen die in een klooster in India als monnik wou gaan leven. Maar van jonge voetballers lijken we dat al bijna normaal te vinden en wordt het soms zelfs aangemoedigd.

Bovendien worden steeds meer jonge spelers omringd door makelaars of zogenaamde kenners. In sommige gevallen worden jongeren gepusht in keuzes en gaan ze te vroeg focussen op financiële invloeden. Wat ook vaak voorkomt, is dat clubs strijden om bepaalde spelers binnen te halen en dat daarbij vergeten wordt om te kijken naar wat het beste is voor het kind, qua omgeving, school et cetera. Zo zie je ook almaar meer jonge Belgen naar het buitenland trekken nog voor ze 'ergens echt zijn geraakt'. Ze verdienen op korte termijn geld, geven hun schoolse opleiding op of boeten eraan in en komen af en toe in een isolement terecht. Destijds ontstond er een enorme ophef over Giel Foubert, een Belgische jongen die in een klooster in India als monnik wou gaan leven. Maar van jonge voetballers lijken we dat al bijna normaal te vinden en wordt het soms zelfs aangemoedigd. Ook hier is het belangrijk om naar het welzijn van de speler zelf te kijken.

Zou het niet interessant zijn om een grens te stellen aan het aantal transfers per jeugdploeg? Of om een leeftijdgrens voor jeugdtransfers onder clubs af te spreken?

Nationale clubs zijn in de jeugdreeksen constant aan het shoppen om elkaar jonge talenten af te snoepen. Zou het niet interessant zijn om een grens te stellen aan het aantal transfers per jeugdploeg? Of om een leeftijdgrens voor jeugdtransfers onder clubs af te spreken? Kortom: het getouwtrek aan jonge spelers inperken en dat geld steken in de algemene opleiding van de club. Zo zullen we misschien ook al een klein beetje het grote verval tegen kunnen gaan dat er momenteel binnen onze jeugdploegen heerst. Want als we nu bijvoorbeeld de U16-selectie vergelijken met de U11-selectie van vijf jaar geleden binnen dezelfde club, dan is het zoeken naar de zeldzame gelijkenissen in plaats van naar de zeven verschillen.

Tegenwoordig wisselen clubs bij de eerste ploeg bijna vaker van trainer en staf dan van onderbroek. 

Veel clubs ontbreekt het aan een eigen identiteit, aan een visie of een verhaal. Hierdoor ontstaan eilandjes binnen clubs en dus ook binnen het doorstromingsproces van onze jeugdvoetballers. Tegenwoordig wisselen clubs bij de eerste ploeg bijna vaker van trainer en van staf dan van onderbroek. Terwijl die juist de sleutel kunnen zijn voor het openen van een identiteit van de club.

In België zoekt men trainers in functie van het individu en niet in functie van de rest van de club. Terwijl net de identiteit van een club de keuze zou moeten bepalen van de trainer voor het eerste elftal. Men moet binnen een club proberen een lijn te trekken van de U8 tot aan de A-kern en vasthouden aan normen, waarden en principes die eigen zijn aan die club. Steeds wisselende stafleden in A-kernen en jeugdploegen maken dit helaas moeilijker.

Je kunt bijvoorbeeld perfect verschillende spelsystemen toepassen zonder je identiteit te verloochenen, maar dan moet je die wel eerst creëren. Mooie voorbeelden daarvan zijn FC Barcelona, AFC Ajax en Arsenal, en Manchester United destijds. Toch allemaal topclubs in de wereld.

Er zit een enorme kloof tussen wat de doorgestroomde jongeren aan fysieke belasting gewoon zijn en het belastingsniveau in de A-kern. 

Als spelers dan toch in de buurt van de A-kern geraken, stellen we een ander probleem vast. Er zit namelijk een enorme kloof tussen wat de doorgestroomde jongeren aan fysieke belasting gewoon zijn en het belastingsniveau in de A-kern, waardoor zij vaak kampen met blessures die de doorstroming bemoeilijken. Die fysieke kloof komt er enerzijds door de zwaardere trainingsarbeid bij de eerste ploeg en het nog beperkte fysieke draagvlak van de jonge spelers en anderzijds de hogere wedstrijdfrequentie met Belgisch en Europees midweekcompetitievoetbal.

Het zijn bij de A-kern ook vaak beloftevolle spelers die eerst op de bank starten, minder speelminuten krijgen en zo vooral minder meters aan hoge intensiteit kunnen doen. Misschien krijgen die dan wel een extra training waarin ze dezelfde afstand afleggen, maar wel minder meters aan hoge intensiteit. In die omstandigheden moeten die 'jonge bankzitters' dan ineens aan wedstrijden beginnen. Waardoor ze een piek in hun belasting krijgen, omdat ze het niet gewoon zijn, en door die pieken verhoogt weer de kans op blessures.

Ter voorbereiding kunnen spelers ook in de opleiding al blootgesteld worden aan midweekmatchen en aan meer trainingsmomenten op één dag. 

Hier dient er dus een aanpassing te gebeuren in de gewenning aan belasting en fysieke arbeid. Ter voorbereiding kunnen spelers ook in de opleiding al blootgesteld worden aan midweekmatchen en aan meer trainingsmomenten op één dag. Steeds meer clubs ondernemen daarvoor al actie en gaan aan de slag met testresultaten als RPE-scores, Rating of Perceived Exertion. Tegenwoordig worden ook almaar betere wedstrijdsimulaties uitgevoerd aan de hand van metingen en technologische verbeteringen. Dat is individualisering binnen een ploegsport en daar proberen wij al vanaf jonge leeftijd verschil in te maken. Een collega bij Adelanto, Toon Coolkens, is momenteel aan de KUL over dat aspect een thesis aan het schrijven.

Tot slot is er ook nog een ander gekend en gemediatiseerd probleem. Namelijk het feit dat buitenlandse spelers voordeliger of vaak goedkoper zijn voor clubs door de minder belastende loonkosten. Al werkt de regering hier aan een oplossing. Want als het verschil dat er op dat vlak nu bestaat tussen buitenlandse en Belgische werknemers gelijkgetrokken wordt, zal dat dus ook voor voetballers gelden.

Tot zover deze brede algemene kijk op potentiële initiatieven die de doorstroming van talent kunnen bevorderen en waarborgen. Adelanto hoopt hiermee een constructieve bijdrage te leveren aan het debat.

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x